e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teek teek: taek (Keent), teek (Keent) teek [DC 30 (1958)] III-4-2
teenmes teenhaak: tīǝnhǭk (Keent) Bodemmes waarvan het snijdend gedeelte vrij smal is en waarvan de opwaarts gebogen punt spits toeloopt. Soms is dit deel van het blad ook tot een lichte haak omgebogen. Het mes dient om de teenholte van de geheulde klomp ruimer te maken en af te werken. De steel van het mes is lang en rust tijdens het werken op de schouder van de klompenmaker. [A 29a, 8a; A 29a, 10a; A 29a, 10c; A 29a, 12a-b; A 29a, 15c; Bakeman 9; monogr.] II-12
tepel deem: dēm (Keent), tepel: tēpǝl (Keent) [L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] I-12, I-9
tepel van een geit deem: dēm (Keent) [L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.] I-12
tepel, tet tepel: tēpǝl (Keent) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
theezeefje zijertje: zei̯ərkə (Keent) zeefje III-2-1
thuis aan huis: ān hū.s (Keent, ... ), thuis: tū.s (Keent) thuis III-2-1
tieretein tieretein: tērtɛj (Keent) Geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag (Van Dale, pag. 2912). [N 62, 98; N 62, 93a; N 62, 97; MW; monogr.] II-7
tjiftjaf ovenmannetje: oeëvemen’ke (Keent) tjiftjaf III-4-1
toilet boutkeet: boͅu̯tkīt (Keent), huisje: hy(3)̄skə (Keent), ty(3)̄skə (Keent), schijthuis: sxī.thū.s (Keent) toilet, w.c. || w.c., toilet III-2-1