e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinfluiter grijsje: grieske (Keent), hoffluiter: de opgegeven betekenis is: "heggemus, tuinfluiter"; ondergebracht bij tuinfluiter  hoeëffluiter (Keent) tuinfluiter III-4-1
tuinkervel kervel: kêr’revel (Keent) kervel I-7
tuinmuur tuinmuur: tȳnmūr (Keent) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tweeslachtige jonge kip kween: kweŋ (Keent) Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.] I-12
twijg, jonge tak snade: dunne buigzame tak  snaoj (Keent) tak, twijg III-4-3
ui, ajuin undj: oeëntj (Keent) ui I-7
uier uier: øi̯ǝr (Keent) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uil uil: uul (Keent) uil III-4-1
uitbrander uitschieting: oetschiêting (Keent) uitbrander III-1-4
vaatdoek schoteldoek: sxuətəldōk (Keent), schotelplag: sxuətəlplak (Keent), schotelslet: sxuətəlslɛt (Keent), slet: slɛt (Keent) vaatdoek III-2-1