e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderx donder: dônder (Keent) donder, onweer III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: wollige haartjes op jong vogeltje  duûvelshaor (Keent) dons III-4-1
dood (bn.) dood: doeëd (Keent) dood III-2-2
doofpot doofpot: doͅu̯fpoͅt (Keent) doofpot, aarden of koperen potwaarin de gloeiende kool of aomere uit de bakoven werden opgevangen, met het deksel werd de lucht afgesloten om het doven te veroorzaken III-2-1
door zwangerschap gedwongen huwelijk moetje: mótje (Keent) meisje dat moet trouwen omdat het in verwachting is III-2-2
doorn, stekel doorn: doeëre (Keent) doorn III-4-3
doornhaag doornenheg: duuërhek (Keent) doornhaag III-2-1
doorslag, drevel drijver: drī.vǝr (Keent) Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.] II-9
dopbeitel, guts dopbeitel: dǫp˱bęjtǝl (Keent), dopper: dǫpǝr (Keent) Stalen beitel van ongeveer 20 cm lengte met een snede in de vorm van een halve cilinder. De dopbeitel wordt aangedreven met de heulbankhamer en dient om een eerste uitholling in de ruw bewerkte klomp te maken. Zie ook afb. 240. [N 97, 21; A 29a, 7b; monogr.; Bakeman 8] II-12
dopeling kosterkindje: wordt ook gezegd tegen een kind dat nog duimt  kösterkintje (Keent) dopeling III-2-2