e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gouden bruiloft gouden bruiloft: goûwe broêleft (Keent) gouden bruiloft III-2-2
goudhaantje dennenpieper: maakt hangende nesten in naaldbomen  dennepieper (Keent) goudhaantje III-4-1
goudsbloem allerverdrijf: omdat de plant cultuurgewassen verdrijft  âllerverdriêf (Keent) Goudsbloem (calendula officinalis). Grote oranjekleurige bloemen. Bijna alle vruchten zijn sikkelvormig gekromd. Gekweekt, ook in blekere kleuren en vaak verwilderd. Bloeitijd van mei tot november (gauwbloem, goudbloem, dodbloem). III-2-1
goudvink bloedvink: bloótvînk (Keent) goudvink III-4-1
graat vlim: vlum (Keent) visgraat III-4-2
grapjas komiek: kemiek (Keent) grappenmaker III-1-4
gras gras: grā.s (Keent) De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.] I-3
grasmus dubbelteut: döbbeltäöt (Keent), grasmus: graâsmös (Keent), pieperd: piepert (Keent) grasmus III-4-1
graspieper grasmoek: graâsmoeëk (Keent), grasteut: graâstäöt (Keent) graspieper III-4-1
grasveld, bleekveld bleek: bleͅi̯.k (Keent), groes: grōs (Keent) bleekveld, om was te bleken || grasveldje bij het huis, o.a. gebruikt als bleekveld III-2-1