32909 |
hooihark |
reek:
rē̜k (L318a Keent)
|
Grote houten hark gebruikt om het op het land liggend hooi bijeen te halen. Zie afbeelding 11 voor de meest voorkomende vorm. Aan de anderhalf tot twee meter lange steel (zie lemma ''steel van de hooihark'' hieronder) is, doorgaans schuins, een balk bevestigd (zie lemma ''dwarsbalk van de hooihark'') van 60 tot wel 150 cm. breed, waardoorheen 8 tot 15 houten pinnen als tanden zijn aangebracht die aan beide zijden 15 tot 20 cm. uit de balk steken (zie lemma ''tanden van de hooihark''). Vaak is ter versteviging van de constructie een verbinding tussen steel en balk aangebracht; soms wel twee van dergelijke verbindingsstukken aan één zijde van de steel, of aan beide zijden één verbindingsstuk (zie lemma ''steunhoutjes tussen steel en balk''). Behalve bij het hooien wordt de hooihark ook wel incidenteel gebruikt om losliggend stro bijeen te harken in de schuur of bij het aren lezen; zie daar. In verschillende dialecten is het vocalisme van reek "hark" met dat van riek "meertandige vork" samengevallen. De twee termen zijn in betekenissfeer wel nauw verwant, maar etymologische verwantschap wordt meestal niet aangenomen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 92 en 95b; JG 1b; A 28, 1c; A 41, 26 add.; L 2, 13; L B2, 240; Lu 6, 1c; monogr.]
I-3
|
24325 |
hooiwagen |
hooiwagen:
hoeëjwaage (L318a Keent)
|
hooiwagen, bastaardspin
III-4-2
|
24169 |
hop |
hophak:
zangvogel
hoephak (L318a Keent),
poeperd:
vogel
poepert (L318a Keent)
|
hop
III-4-1
|
22183 |
houtduif |
houtduif:
houtdoef (L318a Keent)
|
bosduif
III-4-1
|
19974 |
houtmolm |
meel:
meil (L318a Keent)
|
houtmeel [DC 30 (1958)]
III-2-1
|
19629 |
houtskool |
amelen:
ōͅmələ (L318a Keent),
ameren:
ōͅmərə (L318a Keent),
amerten:
ōͅmərtə (L318a Keent)
|
houtskool, nog smeulend bij vuurhaard
III-2-1
|
19476 |
houtspaander |
snip:
snøpə (L318a Keent)
|
stukjes spaander of wilgenhout om bv. de pijp aan te steken en daarmee lucifers te sparen. De snuppe hingen in een oude klomp of snuppeplenkske in de keuken naast de schoorsteen
III-2-1
|
18962 |
huichelaar |
pilarenbijter:
pelaerebiêter (L318a Keent)
|
schijnheielige
III-1-4
|
18876 |
huilen |
huilen:
huûle (L318a Keent),
krijten:
kritje (L318a Keent),
kriête (L318a Keent)
|
huilen
III-1-4
|
19899 |
huis |
woonhuis:
wūənhū.s (L318a Keent)
|
woonhuis
III-2-1
|