e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loot, nieuw uitgelopen twijgje loot: loeët (Keent) loot, ent III-4-3
loper loper: lø̜jpǝr (Keent) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
lork lariks: lârks (Keent) larix III-4-3
lucifer zwegeltje: zweegelke (Keent) Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] III-2-1
lui lui: luî-j (Keent) lui III-1-4
luid schreien beuken: bäöke (Keent), brullen: brulle (Keent), toeten: toête (Keent), zumpen: zûmpe (Keent) hard huilen || hevig huilen || luid huilen III-1-4
luiermand kindskorf: kenskø̜rǝf (Keent) Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.] II-12
luilak bedpongel: betpôngel (Keent), lapzwans: lapzwâns (Keent) grote luierik, nietsnut || luilak III-1-4
luireep, luiketting zakkentouw: zakǝtǫw (Keent) Het touw of de ketting om de luias waarmee de zakken in de windmolen worden opgetrokken en neergelaten. In dit lemma wordt geen onderscheid gemaakt tussen de luireep binnen of buiten de molen. Zie ook afb. 65 en de toelichting bij het lemma ɛluikoord, luikettingɛ.' [N O, 25b; A 42A, 44] II-3
luitafel luitafel: lø̜jtǭfǝl (Keent) De ter hoogte van het luiwerk aan de koning of op het spoorwiel gemonteerde schijf waardoor het luiwiel wordt aangedreven. Dit type luiwerk, het zgn. sleepluiwerk, treft men aan bij de Hollandse molen. [N O, 25k; A 42A, 105] II-3