e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moederkruid knoopjes: knuipkes (Keent) moederkruid III-4-3
moedig (zijn) kloek: klook (Keent) moedig III-1-4
moeite moeite: meute (Keent), moôte (Keent) moeite III-1-4
moer moer: moôr (Keent) konijn, vrouwtje III-2-1
moerassig zompig: zômpig (Keent) moerassig III-4-4
moeten moeten: mótte (Keent) moeten III-1-4
mogelijk mogelijk: muuëgelik (Keent) mogelijk III-1-4
mogen mogen: mooge (Keent) mogen III-1-4
mokken bronken: brônke (Keent), lippen: luppe (Keent), sipperlippen: supperluppe (Keent) begin van huilen, pruilen || mokken, pruilen || pruilen, de lip laten hangen III-1-4
molen molen: mø̄lǝ (Keent) Algemene benaming voor zowel het werktuig waarmee men verschillende stoffen fijnmaakt, als voor het gebouw waarin het maalproces plaatsvindt. De specifieke benamingen voor het maalwerktuig zijn bijeengeplaatst in het lemma ɛmaalgangɛ. In dit lemma zijn de dialectvarianten van molen met umlautsvocaal niet van een apart woordtype voorzien. Zie hiervoor ook de ɛinleidingɛ op het WLD, pag. 35-38.' [N O, 32i; JG 1a; JG 1b; S 24; Wi 4; Wi 51, l 1a-m; l 30; l 31; A 42, 2; A 42A, 51; Vds 1; Jan 1; Coe 1; Grof 1; Sche 1; monogr.; div.; A 43, 5; ND, 3; ND add.; Vld] II-3