e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opschepper blinkerd: blînkert (Keent), dunkveel: tûnkvöl (Keent), kuus: kuus (Keent), muilenmaker: moêlemaaker (Keent), opschepper: opschöpper (Keent), perjan: perjân (Keent), pofferd: póffert (Keent), pronker: prônker (Keent), tonerd: tuînert (Keent, ... ) opschepper III-1-4
opsnijder opsnijder: ǫpsnejǝr (Keent) Een werktuig dat lijkt op het bodemmes en dient om de binnenkant van de klompopening van de in de heulbank geplaatste klomp glad te maken en bij de afwerking van de klomp de scherpe kanten aan de binnenkant van de klompopening weg te snijden. De afmetingen van de opsnijder variëren al naar gelang de werkzaamheden die er mee moeten worden uitgevoerd. Zie ook afb. 248. [A 29a, 10a-b; A 29a, 11a-b; A 29a, 12a-c; Bakeman 8; monogr.] II-12
ortolaan ortolaan: zangvogel, vroeger veel gevangen omwille van het vlees.  ortelaon’ (Keent) ortolaan III-4-1
oude grassoorten beemdgras: bēmtj˲grās (Keent) De hieronder vermelde woorden werden opgegeven op de vraag naar verschillende oude grassoorten. Na de lexikale eenvoud van het vorige lemma ''gras'', leverde deze vraag een grote oogst aan plantennamen op. Het is echter lang niet altijd duidelijk welke botanische grassoort nu precies bedoeld wordt; eenzelfde plantenvolksnaam kan immers in de ene streek een andere botanische familie of afdeling aanduiden dan in de andere streek. Naast de oude grassoorten blijken óók en vooral wilde grassoorten te zijn opgegeven die juist niet voor de weidebouw van belang zijn, maar waarmee de landbouwer en veeteler te maken heeft om ze van zijn cultuurgrond weg te houden, onkruid derhalve. Zie ook de lemma''s ''zuring'' en ''distel'' en de benamingen voor het onkruid in de akker in de aflevering over de Akkerbouw (WLD.I.1.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. Het lemma bevat enkelvouden en meervouden.' [N 14, 82; monogr.] I-3
oude man oude: aoje (Keent) oude man III-2-2
oude vrouw oude: aoj (Keent) oude vrouw III-2-2
ouders ouders: aojers (Keent) ouders III-2-2
overgordijn gordijn: gərdīn (Keent), overgordijn: uəvərgərdīn (Keent) gordijn || overgordijn III-2-1
overloop overloop: uəvərløͅi̯.p (Keent) overloop III-2-1
overrijp, beurs gaarrijp: gieëriêp (Keent), melig: v fruit, droog en korrelig  maelig (Keent) melig || overrijp, rot I-7