24293 |
paling, aal |
aal:
mv. äöl, dim. äölke
aol (L318a Keent),
paling:
ook: aol
paoling (L318a Keent)
|
aal, paling || paling
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
palm:
pâllem (L318a Keent)
|
palm
III-4-3
|
30223 |
panlatten |
deklatten:
dɛklatǝ (L318a Keent),
panlatten:
panlatǝ (L318a Keent)
|
De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.]
II-9
|
30477 |
pannen poppen |
pannen poppen:
panǝ popǝ (L318a Keent),
poppen:
popǝ (L318a Keent)
|
De voegen tussen dakpannen met behulp van stropoppen afdichten. Het woordtype 'poppen' werd in L 210 en omgeving ook gebruikt voor ø̄het fabriceren van bosjes stro voor het dekken van oude dakenø̄. [monogr.; N 32, 44d]
II-9
|
20700 |
pannenkoek |
koek:
bógk@ssekook, körsekook, spekkook, krîntekook
kook (L318a Keent)
|
pannenkoek, koek
III-2-3
|
18183 |
passen |
passen:
pasǝ (L318a Keent)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.]
II-7
|
20058 |
passiebloem (passiflora coerulea) |
bloedbloem:
bloótbloom (L318a Keent)
|
passiebloem
III-2-1
|
20685 |
patates frites |
friet:
Verklw. frietje
friet (L318a Keent)
|
patates frites
III-2-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
petries (L318a Keent)
|
patrijs
III-4-1
|
33562 |
peen, wortel |
moren:
moeër (L318a Keent)
|
peen, wortel
I-7
|