e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechtopstaande wissen staafhout: stāfhǫwt (Keent), staven: stē̜f (Keent), stikselen: steksǝlǝ (Keent) De wissen die het geraamte van het opstaande gedeelte van de mand vormen. [N 40, 50; monogr.] II-12
rechtvaardig rechtvaardig: rechtvieërdig (Keent) rechtvaardig III-1-4
regen (alg.) regen: raengel (Keent), (zo wordt het ook genoemd).  raegen (Keent) regen III-4-4
regenen (alg.) regenen: raegene (Keent), raengele (Keent) regenen III-4-4
regenworm pierik: peerik (Keent), worm: wôrrem (Keent) pier, regenworm || worm III-4-2
rek horretje: hoͅrtjə (Keent) rek III-2-1
reseda rose dgypte (fr.): reziep (Keent), roeëzegips (Keent, ... ) reseda || roosje van Egypte, de vrucht I-7, III-4-3
restant insecten bramelenmeeuwis: braomele-mieëwes (Keent), reemol: insect  rieëmôl (Keent) insect op braambessen || veenmol III-4-2
restant vissen katvis: katvés (Keent), meerkor: maêrkor (Keent), snoek: snook (Keent) meerval || meerval, kleine || snoek III-4-2
restant vogels honingdrijvertje: vogel  hoeëningdriêverke (Keent), kraker: tafeleend (46 grijs; met bruine kop; zwarte borst; alleen op trek en s winters  kraaker (Keent), vloeien: van mussen of kippen  vluuëje (Keent) honingzuiger || tafeleend || wentelen in het stof III-4-1