20084 |
roos (rosa) |
roos:
roeës (L318a Keent)
|
roos
III-2-1
|
33583 |
rotten, van fruit |
verschrumpelen:
verschrûmpele (L318a Keent)
|
verschrompelen
I-7
|
20244 |
rouw |
rouw:
De mannen droegen ten teken van rouwe een rouwband (zie ald.) en de vrouwen waren één jaar in het zwart gekleed bij de dood van hun echtgenoot
roûw (L318a Keent)
|
rouw
III-2-2
|
20426 |
rouwband |
rouwband:
roûwbânt (L318a Keent)
|
rouwband
III-2-2
|
20421 |
rouwbrief |
doodsbrief:
doeëtsbreef (L318a Keent),
rouwbrief:
roûwbreêf (L318a Keent)
|
rouwbrief || rouwbrief, doodsbericht
III-2-2
|
24524 |
rozenbottel |
hanenkul:
mv.
haankölle (L318a Keent),
papenkul:
paapekölle mv. (L318a Keent)
|
rozebottels || rozenbottel
III-4-3
|
21936 |
ruien |
ruizelen:
ruûzele (L318a Keent)
|
ruien
III-4-1
|
34022 |
rundvee |
vee:
viǝ (L318a Keent)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
29731 |
ruwe stenen |
zonnebakkers:
zonǝbɛkǝrs (L318a Keent)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
24905 |
s woensdags |
de goensdag:
ps. blz. 99 van deel 2 (N-W). BNO.
degoonsdig (L318a Keent),
tegoonzig (L318a Keent)
|
s woensdags
III-4-4
|