27391 |
waarschuwingsteken |
dodenkop:
duǝdǝkop (Q255p Kelmis),
kruis:
kryts (Q255p Kelmis)
|
Voor de mijngang die wegens stikluchtgevaar afgesloten werd, plaatste men wel een kruis als teken van gevaar of een doodskop als teken van het hoogste gevaar. [monogr.]
II-4
|
17952 |
waden |
platsen:
platsje (Q255p Kelmis)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32188 |
wagenmaker |
esser:
ęsǝr (Q255p Kelmis),
radermaker:
rārmā.kǝr (Q255p Kelmis),
stelmaker:
štęlmaxǝr (Q255p Kelmis)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
17943 |
waggelen |
waggelen:
waggele (Q255p Kelmis)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17929 |
wandelen |
spazieren (du.):
spatzéére (Q255p Kelmis, ...
Q255p Kelmis)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
27159 |
was- en kleedlokaal |
verlees:
vǝrlē̜s (Q255p Kelmis),
waskouw:
waškaw (Q255p Kelmis)
|
Centraal gebouw waar men zich kon omkleden, wassen en waar men de werkopdrachten kreeg. [monogr.]
II-4
|
27132 |
wassen |
wassen:
wajšǝ (Q255p Kelmis)
|
Het wassen van het erts, zodat men het beter kan sorteren. Eigenlijk de gehele behandeling van het erts in de was- en zeefinrichting. [monogr.]
II-4
|
27125 |
wasserij |
ertswas:
ęǝtswājš (Q255p Kelmis),
was:
wājš (Q255p Kelmis)
|
De was- en zeefinrichting waar het erts naar grootte en chemische samenstelling werd gesorteerd, zodat het in de smelterij verder verwerkt kon worden. [monogr.]
II-4
|
27131 |
wasserij voor ertsslik |
slamwas:
šlamwajš (Q255p Kelmis)
|
Afdeling van de wasserij waar het zeer fijne gesteente dat niet meer met de hand gesorteerd kon worden, en de "slam" die in de ertswasserij overbleef, met de machine gesorteerd en verwerkt kon worden. [monogr.]
II-4
|
27308 |
water op de lamp schudden |
water op gen lamp schudden:
wātǝr op ǝn lamp šødǝ (Q255p Kelmis)
|
Water op het calciumcarbid in de lamp schudden, zodat door verbinding van beide stoffen acetyleengas ontstond, dat dan aangestoken kon worden. [monogr.]
II-4
|