e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kelmis

Overzicht

Gevonden: 1094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waarschuwingsteken dodenkop: duǝdǝkop (Kelmis), kruis: kryts (Kelmis) Voor de mijngang die wegens stikluchtgevaar afgesloten werd, plaatste men wel een kruis als teken van gevaar of een doodskop als teken van het hoogste gevaar. [monogr.] II-4
waden platsen: platsje (Kelmis) waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)] III-1-2
wagenmaker esser: ęsǝr (Kelmis), radermaker: rārmā.kǝr (Kelmis), stelmaker: štęlmaxǝr (Kelmis) De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.] II-12
waggelen waggelen: waggele (Kelmis) lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] III-1-2
wandelen spazieren (du.): spatzéére (Kelmis, ... ) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
was- en kleedlokaal verlees: vǝrlē̜s (Kelmis), waskouw: waškaw (Kelmis) Centraal gebouw waar men zich kon omkleden, wassen en waar men de werkopdrachten kreeg. [monogr.] II-4
wassen wassen: wajšǝ (Kelmis) Het wassen van het erts, zodat men het beter kan sorteren. Eigenlijk de gehele behandeling van het erts in de was- en zeefinrichting. [monogr.] II-4
wasserij ertswas: ęǝtswājš (Kelmis), was: wājš (Kelmis) De was- en zeefinrichting waar het erts naar grootte en chemische samenstelling werd gesorteerd, zodat het in de smelterij verder verwerkt kon worden. [monogr.] II-4
wasserij voor ertsslik slamwas: šlamwajš (Kelmis) Afdeling van de wasserij waar het zeer fijne gesteente dat niet meer met de hand gesorteerd kon worden, en de "slam" die in de ertswasserij overbleef, met de machine gesorteerd en verwerkt kon worden. [monogr.] II-4
water op de lamp schudden water op gen lamp schudden: wātǝr op ǝn lamp šødǝ (Kelmis) Water op het calciumcarbid in de lamp schudden, zodat door verbinding van beide stoffen acetyleengas ontstond, dat dan aangestoken kon worden. [monogr.] II-4