e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kelmis

Overzicht

Gevonden: 1094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het gebergte afkloppen bet gebirge afkloppen: t jǝberǝjǝ āfklopǝ (Kelmis) Bij het stutten moest de houwer zeer voorzichtig te werk gaan. Hij klopte het gesteente in de buurt nauwkeurig af om te horen of er geen storingen waren. [monogr.] II-4
het gesteente verbrokkelen kwetsen: kwetšǝ (Kelmis) Door draaien en drukken met het boorwerktuig de "quäng" het gesteente verbrokkelen en kapotmaken. [monogr.] II-4
het ijzer het ijzer: ǝt īzǝr (Kelmis) Algemene benaming voor een voor welk doel ook gebruikt ijzer. Met deze term werd ook aangeduid het spitse puntijzer dat men vroeger bij het ontginnen gebruikte. Men zette dat op het gesteente en sloeg erop met de "slagel", een kleine hamer die ook in het mijnwerkersembleem voorkomt. [monogr.] II-4
het loon gehalt: jǝhalt (Kelmis), loon: luǝn (Kelmis) [monogr.] II-4
het omhooggaan met de lift opvaart: opvāt (Kelmis) Het omhooggaan met de lift vanuit het ondergrondse gedeelte van de mijn. [monogr.] II-4
het vuur doven uit laten gaan: et vūūr oet joe loote (Kelmis) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] III-2-1
het werk verzuimen bommelen: bomǝlǝ (Kelmis) Het werk verzuimen bijvoorbeeld door een kater na het drinken. [monogr.] II-4
heten heten: heesche (Kelmis) heeten [ZND 25 (1937)] III-2-2
heuvel, kleine hoogte heuvel: dər hø̞ͅvəl (Kelmis) heuvel III-4-4
hiel vers: de vééjsj (Kelmis) voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1