27405 |
laadbak van de kipwagen |
kist:
kes (Q255p Kelmis)
|
De laadbak van de kipwagen. Deze kon zowel gekanteld als dwars gedraaid worden. [monogr.]
II-4
|
27368 |
laadstok |
laadstek:
lānštek (Q255p Kelmis)
|
Soort bezemsteel waarmee men de dynamietpatronen in het boorgat duwde. [monogr.]
II-4
|
27367 |
laden |
laden:
lānǝ (Q255p Kelmis)
|
De dynamietpatronen met behulp van de laadstok in de boorgaten steken. [monogr.]
II-4
|
27239 |
lagere superieur |
meester:
mēstǝr (Q255p Kelmis)
|
Algemene benaming voor een lagere superieur. [monogr.]
II-4
|
18147 |
lam |
lammetje:
lɛmǝkǝ (Q255p Kelmis)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
27247 |
lampenist |
lampeman:
lampǝmān (Q255p Kelmis),
lampist:
lampist (Q255p Kelmis)
|
De man die voor de mijnlampen zorgde en ze aan de arbeiders gaf tegelijk met de controlepenning. [monogr.]
II-4
|
27160 |
lampenkamer |
lampenboede:
lampǝbūt (Q255p Kelmis)
|
Ruimte waar de cabidlampen bewaard werden. [monogr.]
II-4
|
18286 |
lange broek |
lange boks:
en lang boks (Q255p Kelmis)
|
lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
17814 |
laten |
laten:
luote (Q255p Kelmis)
|
laten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
27279 |
leem |
leem:
lēm (Q255p Kelmis)
|
Naast looderts, zinkerts e.a. kwam men in de mijn ook leem tegen. [monogr.]
II-4
|