27229 |
meterlat |
vaarstek:
vārštęk (Q255p Kelmis)
|
Meterlat met greep die de opzichter vroeger bij zich droeg. [monogr.]
II-4
|
29920 |
metselaar |
murer:
mȳrǝr (Q255p Kelmis)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
20513 |
metworst |
metworst:
braadworst, vers, droog of gerookt
mètwôôrsj (Q255p Kelmis)
|
metworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
médáách (Q255p Kelmis)
|
middag [RND]
III-4-4
|
27263 |
middagdienst |
namiddagschicht:
nǫmǝndāxšix (Q255p Kelmis)
|
De late dienst, schicht, van twee uur ''s middags tot tien uur ''s avonds. [monogr.]
II-4
|
27295 |
middageten |
middageten:
medǝxē̜tǝ (Q255p Kelmis),
noen:
nōn (Q255p Kelmis)
|
Het koude middageten dat men mee nam naar het werk. [monogr.]
II-4
|
27217 |
mijn in exploitatie |
berg:
bęrǝx (Q255p Kelmis),
bergwerk:
bęrǝxwęrǝk (Q255p Kelmis)
|
[monogr.]
II-4
|
27221 |
mijnbouwmaatschappij |
gesellschaft:
jǝzelšaft (Q255p Kelmis)
|
De mijn als organisatie in haar geheel met nadruk op de directie. [monogr.]
II-4
|
27220 |
mijnbouwschool |
bergschool:
bęrǝxšuǝl (Q255p Kelmis)
|
Vakschool voor de opleiding van mijningenieurs en ander hoger personeel. Velen gingen voor hun opleiding naar Aken. [monogr.]
II-4
|
27480 |
mijngang van de voorbereiding |
voorrichtungsstrek:
vø̜̄rextoŋštrek (Q255p Kelmis)
|
Mijngang die men van een oude laag uit naar de meest nabijgelegen dreef. [monogr.]
II-4
|