17949 |
op de tenen lopen |
op zijn tenen lopen:
op zen tiejne loope (Q255p Kelmis)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
27218 |
op een mijn werken |
op gene berg werken:
(men zegt) ex werǝk op ǝnǝ bęrǝx (Q255p Kelmis)
|
[monogr.]
II-4
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
schokkelen:
tsökkele (Q255p Kelmis)
|
lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
27155 |
op hopen zetten |
op hopen zetten:
op hø̄p zetǝ (Q255p Kelmis)
|
Op hopen zetten van de ertsen op de opslagplaats. [monogr.]
II-4
|
27154 |
opeengestapeld liggen |
opeengestapeld liggen:
opējǝštāpǝlt lī-jǝ (Q255p Kelmis)
|
Het opgestapeld liggen van de verschillende ertssoorten. [monogr.]
II-4
|
27153 |
opeenstapelen |
opeenstapelen:
opēštāpǝlǝ (Q255p Kelmis)
|
In hopen opstapelen van de verschillende ertssoorten, voordat ze verder vervoerd worden. [monogr.]
II-4
|
27164 |
ophaalmachine |
vordermachine:
vørdǝrmašiŋ (Q255p Kelmis)
|
De machine die de schachtkabels voor de schachtkooi aandreef. [monogr.]
II-4
|
27244 |
ophaalmachinist |
vordermachinist:
vørdǝrmašǝnist (Q255p Kelmis)
|
Arbeider die de ophaalmachine bediende voor de kooi in de schacht. [monogr.]
II-4
|
21275 |
opmaken |
opkrijgen:
jɛ.lt op tə krijə (Q255p Kelmis)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
27461 |
opnieuw openhakken |
opeennieuwts opbouwen:
opǝnyts ophowǝ (Q255p Kelmis)
|
Een dichtgevallen mijngang opnieuw openhakken. Dit was een taak van de houwer in het onderhoud. [monogr.]
II-4
|