27409 |
remhout |
bremshout:
pręmshōt (Q255p Kelmis),
bremsknuppel:
bręmsknøpǝl (Q255p Kelmis)
|
Stuk hout dat men in een wiel van de kipwagen stak om deze te laten afremmen. Het remhout was gemaakt van eikenhout. [monogr.]
II-4
|
27408 |
remijzer |
bremsijzer:
pręmsīzǝr (Q255p Kelmis)
|
Als men de kipwagens krachtig wilde laten remmen, wierp men een stuk ijzer in het wiel. Het remijzer hing aan een haak aan de wagen. [monogr.]
II-4
|
27407 |
remmen van de kipwagen |
bremsen:
pręmzǝ (Q255p Kelmis),
een hout in gen rad werpen:
ǝ hōt ējǝ rat węrǝpǝ (Q255p Kelmis),
een ijzer in gen rad werpen:
ǝ īzǝr ējǝ rat węrǝpǝ (Q255p Kelmis)
|
Het afremmen van de kipwagens, bijvoorbeeld wanneer het bergafwaarts ging. Men wierp dan een stuk hout of ijzer in het wiel, zodat dit ging slepen en uiteindelijk bleef steken. [monogr.]
II-4
|
17655 |
rib |
rib:
rèp (Q255p Kelmis)
|
rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
27199 |
richel |
richel:
rixǝl (Q255p Kelmis)
|
Dikke, brede plank van goed hard beukenhout voor verschillende doeleinden, maar hoofdzakelijk dienend als bedekking van de vloer van de mijn, opdat men hierop met kruiwagens kon rijden. [monogr.]
II-4
|
32583 |
riek, mestriek |
mestgaffel:
[mest]jafǝl (Q255p Kelmis)
|
Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.]
I-1
|
21130 |
rijden |
rijden:
riä (Q255p Kelmis)
|
rijden [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
21269 |
rijkdom |
rijkdom:
ri:gdo:m (Q255p Kelmis)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
20816 |
rijp |
rijp:
rīēp (Q255p Kelmis)
|
rijp [RND]
III-2-3
|