17555 |
mager worden |
afslanken:
ááfslan-kə (L320b Kelpen)
|
Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21117 |
mals, gezegd van boter |
zacht:
zaocht (L320b Kelpen)
|
mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
22012 |
man die de behaalde tijden afleest |
aflezer:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
aa.fléézər (L320b Kelpen)
|
de man die de behaalde tijden afleest? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22011 |
man die de uitslag bepaalt |
kistmaker:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
kistmaa.kər (L320b Kelpen)
|
de man die de uitslag bepaalt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24203 |
man, mannelijke zangvogel |
mannetje:
menkə (L320b Kelpen)
|
mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
22142 |
mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te leren |
opleermand:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
oplîêrmanj (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18924 |
manier |
manier:
məneer (L320b Kelpen)
|
de wijze waarop men iets doet of waarop iets verricht kan worden [benier, gunstig, manier, gedwasje] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18148 |
manken |
hompelen:
hôompələ (L320b Kelpen)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17984 |
mankeren |
schelen:
sjillə (L320b Kelpen)
|
Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24369 |
mannelijk ree |
bok:
boek (L320b Kelpen)
|
Ree, mannetjesree [N 94 (1983)]
III-4-2
|