e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kelpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mager worden afslanken: ááfslan-kə (Kelpen) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
mals, gezegd van boter zacht: zaocht (Kelpen) mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)] III-2-3
man die de behaalde tijden afleest aflezer: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  aa.fléézər (Kelpen) de man die de behaalde tijden afleest? [N 93 (1983)] III-3-2
man die de uitslag bepaalt kistmaker: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  kistmaa.kər (Kelpen) de man die de uitslag bepaalt? [N 93 (1983)] III-3-2
man, mannelijke zangvogel mannetje: menkə (Kelpen) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te leren opleermand: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  oplîêrmanj (Kelpen) Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)] III-3-2
manier manier: məneer (Kelpen) de wijze waarop men iets doet of waarop iets verricht kan worden [benier, gunstig, manier, gedwasje] [N 85 (1981)] III-1-4
manken hompelen: hôompələ (Kelpen) Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)] III-1-2
mankeren schelen: sjillə (Kelpen) Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)] III-1-2
mannelijk ree bok: boek (Kelpen) Ree, mannetjesree [N 94 (1983)] III-4-2