22739 |
marmeren beeld |
beeld:
ei marmere beeldj (L320b Kelpen)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
21850 |
mars (wbd) |
marskramer:
marskrîêmər (L320b Kelpen)
|
de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
marter:
WLD
marter (L320b Kelpen)
|
Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
mombakkes:
mōəmbakəs (L320b Kelpen)
|
Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18855 |
medelijden |
compassie:
kôompassie (L320b Kelpen)
|
een gevoel van smart over het leed van andere mensen [medelijden, kompassie, deernis, deer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23682 |
meditatie |
meditatie (<fr.):
meditatie (L320b Kelpen)
|
Een meditatie, geestelijke overweging. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20407 |
meerderjarig |
meerderjarig:
mîerdərjaorich (L320b Kelpen)
|
meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
mieerstummige mes (L320b Kelpen)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21882 |
meevaller |
mazzel:
mazzəl (L320b Kelpen)
|
een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22458 |
mei |
mei:
meij (L320b Kelpen)
|
De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)]
III-3-2
|