21357 |
bekvechten |
ruzie maken:
ruzie maken (L320b Kelpen)
|
ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25075 |
belangrijk, van belang |
belangrijk:
bəlangrie.k (L320b Kelpen)
|
van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21715 |
belasting |
belasting:
belasting (L320b Kelpen)
|
de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21716 |
belastingbiljet |
blauwe brief:
blauwə bree.f (L320b Kelpen)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21190 |
bemanning |
bemanning:
bemanning (L320b Kelpen)
|
de bemanning van een schip [bemanning, équipage] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
drukkend (weer):
drökkəntj (L320b Kelpen)
|
drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17860 |
bengelen |
bommelen:
bummələ (L320b Kelpen)
|
Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19287 |
benieuwen |
nieuwsgierig zijn:
noesjîerig zeen (L320b Kelpen)
|
zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18932 |
beredderen |
redderen:
reddərə (L320b Kelpen)
|
zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24918 |
bergtop |
top:
top (L320b Kelpen)
|
top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|