23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
rozekransmaondj (L320b Kelpen)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
WLD
rəzīēn (L320b Kelpen)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
21936 |
ruien |
ruien:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
rui-jə (L320b Kelpen)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22380 |
ruilen (als spel) |
ruilen:
ry(3)̄lə (L320b Kelpen),
tuisen:
tusə (L320b Kelpen)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25115 |
ruisen (van de wind) |
ruisen:
roe.sə (L320b Kelpen)
|
het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24847 |
ruisen van bladeren |
ruisen:
WLD
rōēsə (L320b Kelpen)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21937 |
ruitijd |
ruitijd:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
rui-j tie.t (L320b Kelpen)
|
Hoe heet de tijd waarin de duiven verpluimen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17885 |
ruk |
ruk:
rök (L320b Kelpen)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
rukwind:
rêukwintj (L320b Kelpen)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17832 |
rusten |
rusten:
röstə (L320b Kelpen)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|