e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kelpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tabernakel tabernakel (<lat.): tabernakel (Kelpen) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3
tafelgebed beden voor het eten: beeje veur het ete (Kelpen) Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)] III-3-3
tak (alg.) tak: WLD  tak (Kelpen) Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] III-4-3
tak van een geslacht familie: fəmie.lie (Kelpen) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
takken (coll.) kroon: WLD  krôen (Kelpen) Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] III-4-3
tandenstoker tandenstoker: tandestoker (Kelpen) een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] III-1-3
tandpijn tandpijn: tandjpien (Kelpen) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2
taxeren schatten: sjattə (Kelpen) de waarde van een artikel schatten [taxeren, schatteren] [N 89 (1982)] III-3-1
taxus taxus: WLD  taxus (Kelpen) De taxus; heeft platte, kortgesteelde naalden, aan de bovenzijde zijn de naalden heel donkergroen; naalden en takken bevatten een vergiftige olie; paarden en vee sterven er snel aan; heeft opvallende bessen (ijf, venijnboom). [N 82 (1981)] III-4-3
te communie gaan te communie (<lat.) gaan: te kemmunie gaon (Kelpen) Tot de communie gaan, ter communie gaan, te communie gaan, communiceren onder de mis [kómmeletseere?]. [N 96B (1989)] III-3-3