23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (L320b Kelpen)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23711 |
tafelgebed |
beden voor het eten:
beeje veur het ete (L320b Kelpen)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
WLD
tak (L320b Kelpen)
|
Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
fəmie.lie (L320b Kelpen)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
WLD
krôen (L320b Kelpen)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18732 |
tandenstoker |
tandenstoker:
tandestoker (L320b Kelpen)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandjpien (L320b Kelpen)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
21871 |
taxeren |
schatten:
sjattə (L320b Kelpen)
|
de waarde van een artikel schatten [taxeren, schatteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24735 |
taxus |
taxus:
WLD
taxus (L320b Kelpen)
|
De taxus; heeft platte, kortgesteelde naalden, aan de bovenzijde zijn de naalden heel donkergroen; naalden en takken bevatten een vergiftige olie; paarden en vee sterven er snel aan; heeft opvallende bessen (ijf, venijnboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23649 |
te communie gaan |
te communie (<lat.) gaan:
te kemmunie gaon (L320b Kelpen)
|
Tot de communie gaan, ter communie gaan, te communie gaan, communiceren onder de mis [kómmeletseere?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|