22465 |
vaandel |
vaan:
vaan (L320b Kelpen)
|
De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22466 |
vaandeldrager |
vaandeldrager:
vaandeldreger (L320b Kelpen)
|
Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18949 |
vagebond |
schooierd:
sjôejərt (L320b Kelpen)
|
een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21968 |
valdeur aan duiventil |
spoetnik:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
spoetnik (L320b Kelpen)
|
Hoe heet de inrichting waardoor de duiven wel het hok binnen kunnen maar niet eruit, of omgekeerd? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22333 |
vals spel |
gefoetel:
gəfūtəl (L320b Kelpen)
|
Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
fūtələ (L320b Kelpen)
|
Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22091 |
vangijzertje, vangklep aan duiventil |
dril:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
drillə (L320b Kelpen)
|
Hoe heet een van de daarbij scharnierende draden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
nəteurlək (L320b Kelpen)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
varkensstal (L320b Kelpen)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
23579 |
vaste misgezangen |
gregoriaanse liedjes:
gregoriaanse leedjes (L320b Kelpen)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|