19132 |
werken |
werken:
wèərkə (L320b Kelpen),
wéərkə (L320b Kelpen)
|
arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18915 |
werklustig |
dapper:
dappər (L320b Kelpen)
|
niet bang voor moeite [moedig, dapper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24330 |
werpen van jongen |
jongen:
WLD
jongə (L320b Kelpen)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
26297 |
wervel |
wervel:
wervǝl (L320b Kelpen)
|
Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.]
II-9
|
21704 |
wethouder, schepen |
wethouder:
wéthaojər (L320b Kelpen)
|
het door de gemeenteraad gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente [wethouder, schepen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17864 |
wiebelen |
wiebelen:
wiebələ (L320b Kelpen)
|
Wiebelen: onvast heen en weer bewegen (wiebelen, kwikken, kwikkelen, wiegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19969 |
wieg |
wieg:
weech (L320b Kelpen)
|
wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22412 |
wielerwedstrijd |
klassieker:
klassieker (L320b Kelpen)
|
Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23554 |
wierook |
wierook:
wierauk (L320b Kelpen)
|
Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23556 |
wierookkorrels |
wierookkorreltjes:
wieraukkorrelkes (L320b Kelpen)
|
Wierookkorrels. [N 96B (1989)]
III-3-3
|