22374 |
wippen |
wippen:
wippe (L320b Kelpen)
|
Op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19306 |
wispelturig |
wispelturig:
wispelturig (L320b Kelpen)
|
steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25093 |
wisselen |
omzetten:
ómzéttə (L320b Kelpen)
|
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25174 |
wisselvallig weer |
regenlucht:
rēēn-gəllócht (L320b Kelpen)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fluitəkîês (L320b Kelpen)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L320b Kelpen)
|
witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7
|
18867 |
woede |
gift:
gift (L320b Kelpen)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21873 |
woeker |
woeker:
woekər (L320b Kelpen)
|
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17890 |
woelen |
woelen:
woelə (L320b Kelpen)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goonsich (L320b Kelpen)
|
de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)]
III-4-4
|