33521 |
doperwten |
erwtjes:
WLD
ertjəs (L320b Kelpen)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
dörrəp (L320b Kelpen)
|
het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25071 |
dot pluizen of haren |
wisje:
wèskə (L320b Kelpen)
|
een kleine hoeveelheid haren of draden bij elkaar, niet samengerold [tres] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17856 |
draaien |
draaien:
drei-jə (L320b Kelpen)
|
Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24950 |
draaikolk |
kolk:
kolk (L320b Kelpen)
|
kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
dracht:
WLD
dracht (L320b Kelpen)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dragen:
ət dreuchtj (L320b Kelpen)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20500 |
drank |
drank:
dran-k (L320b Kelpen),
drinken:
drinkə (L320b Kelpen)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21153 |
dreef |
laan:
laan (L320b Kelpen)
|
een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
jengelen:
jengələ (L320b Kelpen),
zeuren:
zeu.rə (L320b Kelpen)
|
op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|