25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
hau.p (L320b Kelpen)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
groeete hostie (L320b Kelpen)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22141 |
grote mand met diverse onderverdelingen |
weduwschapmand:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
weduwsjapmanj (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met diverse hokjes, om het inkorven gemakkelijk te maken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22015 |
grote mand met twee verdiepingen |
dubbel mand:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
döbbəl manj (L320b Kelpen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met twee verdiepingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21803 |
grote ruzie? |
holle klot:
haolə klot (L320b Kelpen)
|
een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22675 |
grote trom |
grote trom:
grutə troͅm (L320b Kelpen)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18834 |
guitig |
grappig:
grappig (L320b Kelpen)
|
vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20495 |
gulzig |
gulzig:
gulzig (L320b Kelpen)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
guur (weer):
guur (L320b Kelpen)
|
snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24606 |
haagbeuk |
beukenheg:
WLD
beukəhĕk (L320b Kelpen)
|
Haagbeuk: eigenlijk een boom die gebruikt wordt om hagen te vormen; blad lijkt meer op een iepeblad dan op een beukeblad; heeft hangende katjes (elzenteer, beuketeer, esselteer, teer). [N 82 (1981)]
III-4-3
|