18404 |
haarcrème |
crme (fr.):
crème (L320b Kelpen)
|
crème die bij de verzorging van het haar gebruikt wordt [pommade] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17795 |
haarlok |
lokje:
lökskə (L320b Kelpen)
|
een bosje haar van min of meer slingerende gedaante [lok, streng, tres, toer] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
17796 |
haarstaart |
staart:
stert (L320b Kelpen)
|
het los neerhangende gedeelte van het haar, als men het bijeen gebonden draagt [staart, keu, vlecht] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
20782 |
haas |
haas:
haas (L320b Kelpen)
|
Haas, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)]
III-4-2
|
22348 |
haasje-over |
bokspringen:
bōək spreŋə (L320b Kelpen)
|
Het spel waarbij elke speler op zijn beurt achtereenvolgens over al de anderen die voorovergebogen, met de handen op de knie, op een rij staan, heenspringt [pieën, over het lijfje springen, bokspringen, voetje, broek over de haag]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18986 |
haast hebben |
jakkeren:
jakkərə (L320b Kelpen)
|
door haast gedreven zijn, uit gejaagdheid zich haasten [jachten, jakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18994 |
haastig |
haastig:
haostich (L320b Kelpen)
|
vol ongeduld of blijk gevend van zijn ongeduld [haastig, hacht, drij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23495 |
hagelkruis |
hagelkruis:
hagelkruus (L320b Kelpen)
|
Een in het veld geplaatst kruis ter bescherming van de oogst tegen hagelscha-de [hagelkruus, hagelkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23622 |
halfmis |
halverwege:
halverweege (L320b Kelpen)
|
Het moment waarop de mis op de helft is, wat de duur betreft [halfmis, hauvermès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18236 |
halssnoer |
kraal:
kral (L320b Kelpen)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|