21731 |
handboei |
boei:
boejə (L320b Kelpen)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
kommèrs (L320b Kelpen),
handel:
hanjəl (L320b Kelpen)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
koopman:
kaupma.n (L320b Kelpen)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
handelen:
hanjələ (L320b Kelpen)
|
loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18903 |
handeling |
daad:
daot (L320b Kelpen)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18906 |
handig |
handig:
henjich (L320b Kelpen)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25056 |
handvol |
handvol:
hampəl (L320b Kelpen)
|
de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18979 |
hansworst |
aansteller:
aanstéəldər (L320b Kelpen)
|
iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25027 |
hard, luid |
hel:
hél (L320b Kelpen)
|
hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18036 |
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) |
hel gaan:
hel gaon (L320b Kelpen)
|
Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (beslotenheid, constipatie, obsteeg afgaan). [N 84 (1981)]
III-1-2
|