e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kelpen

Overzicht

Gevonden: 2042
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klank van een klok toon: toen (Kelpen) De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)] III-3-3
klant klant: klantj (Kelpen) iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)] III-3-1
klein wolkje wolkje: wölkskə (Kelpen) klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)] III-4-4
kleine mand zonder onderverdelingen mandje: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  mentjə (Kelpen) Hoe heet verder in Uw dialect: een kleine mand zonder onderverdelingen? [N 93 (1983)] III-3-2
klepel klepel: klepel (Kelpen) De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kleppen trumpen: trumpe (Kelpen) Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kleppers kleppers: klepper (Kelpen) Elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker]. [N 88 (1982)] III-3-2
kletsen wauwelen: Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.  wauwələ (Kelpen) praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] III-3-1
kletswijf waswijf: waswie.f (Kelpen) een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] III-3-1
klimop klimop: WLD  klimop (Kelpen) De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)] III-4-3