33949 |
haamkussen |
kussen:
kęsǝ (Q015b Kerensheide)
|
De met stro of paardehaar gevulde binnenbekleding van het haam die voorkomt dat de nek van het paard doorgeschaafd wordt. Zie ook lemma Kussenleder. Daar het twee kussens betreft, zijn veel opgaven in het meervoud. [JG 1a, 1b; N 13, 3; N 36, 15; monogr.]
I-10
|
33953 |
haamoren |
oren:
ūǝrǝ (Q015b Kerensheide)
|
De twee boven de kap uitstekende delen van de haamspanen. [JG 1a; N 13, 9; N 36, 9a]
I-10
|
33956 |
haamslot |
sluiting:
sluteŋ (Q015b Kerensheide)
|
Slot of scharnier onder aan het haam waarmee de uiteinden van de haamspanen worden vastgemaakt. [JG 1a; N 13, 7]
I-10
|
33948 |
haamspanen |
spanen:
spānǝ (Q015b Kerensheide)
|
De twee doorgaans houten hoofdbestanddelen van het haam die de hals van het paard omsluiten. Ze worden uit elkaar geschoven om het haam op te zetten en vastgemaakt door het haamslot (cf. lemma Haamslot). Op deze haamspanen zijn de trekhaken of trekogen bevestigd (cf. lemma Trekhaken, trekogen) waaraan de strengen worden vastgemaakt. Het meervoud van spaan kan door een uitgang (een letter of lettergreep achter de stam van het woord; -s, -en, -er,...) en/of umlaut (klinkerwijziging) gevormd worden. Voor de volgende plaatsen werden beide mogelijkheden opgegeven, die ook allebei zijn opgenomen: L 271, L 295, P 57, P 58, P 118, P 175, Q 71, Q 101, Q 111, Q 157a, Q 182, Q 204. In het grootste gedeelte van het umlautgebied hebben we te maken met een klankwettige umlaut van Wg â , maar in West-Haspengouw en in het noorden van Nederlands-Limburg gaat het om een analoge umlaut in de meervoudsvorming van woorden met Wg â, zoals bij p‹l ''paal'' - p›l ''palen''. Bovendien zijn, wat betreft de gegevens uit bron JG 1a, 1b, zowel enkelvouds- als de meervoudsvormen opgenomen, om meer gegevens aan te bieden over de meervoudsvorming d.m.v. een uitgang en/of umlaut. [JG 1a, 1b, 2b, 2b, 2c; N 13, 2; N 36, 8; monogr.]
I-10
|
17574 |
haarscheiding |
schei:
schèèj (Q015b Kerensheide)
|
scheiding in het haar [scheej, streep] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17581 |
haarwrong |
knot:
knoet (Q015b Kerensheide)
|
haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18180 |
hak van een schoen |
hak:
hak (Q015b Kerensheide)
|
hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18353 |
halfhoge knoopschoen? |
laarsje:
léérskes (Q015b Kerensheide)
|
damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17661 |
handen (kindernamen) |
polletjes:
pollekes (Q015b Kerensheide)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (Q015b Kerensheide),
klauwen:
klaawe (Q015b Kerensheide)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|