18257 |
onderhemd |
hemd:
humme (Q015b Kerensheide)
|
onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderrok:
ongerrok (Q015b Kerensheide)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33980 |
onderzadel |
kussen:
kęsǝ (Q015b Kerensheide)
|
Een vilten lap of een kussen dat onder het zadel ligt. Zie ook lemma Paardedeken Onder Het Zadel. [N 13, 64a en 64b]
I-10
|
24360 |
ongedierte, algemeen |
ongedierte:
óngedeerte (Q015b Kerensheide)
|
gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33935 |
oogkleppen |
ooglappen:
ǫu̯xlɛp (Q015b Kerensheide)
|
Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.]
I-10
|
17595 |
ooglid |
oogscheel:
oogschéél (Q015b Kerensheide)
|
oog: ooglid [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17966 |
op de schouder zitten |
krommejakken:
kròòmejakke (Q015b Kerensheide),
op de krommejak zitten:
bie de pap op de kròòmejak zitte (Q015b Kerensheide)
|
rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de tjène loope (Q015b Kerensheide)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
schokken:
schokke (Q015b Kerensheide)
|
lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17566 |
opperhuid |
nerf:
nerf (Q015b Kerensheide)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|