e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerensheide

Overzicht

Gevonden: 492
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoen: algemeen schoen: sjoon (Kerensheide) schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenborstel schoenborstel: schoenbeustel (Kerensheide, ... ) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-1-3, III-2-1
schoenen (mv.) schoenen (mv.): sjoon (Kerensheide) schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3
schoenlepel schoenstrekker: sjoonstrékker (Kerensheide) schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenveter rijgstaartel: riestartel (Kerensheide) schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] III-1-3
schoftzadel zadel: zāl (Kerensheide) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokschouderen schokschouderen: schokschauere (Kerensheide) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schort zonder borststuk voorschoot: vörschoot (Kerensheide) voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
schotel schotel: schŏtel (Kerensheide) schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schoteltje schoteltje: scheutelke (Kerensheide) schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] III-2-1