e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerensheide

Overzicht

Gevonden: 492
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snurken snurken: snörke (Kerensheide) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soepterrine soepterrine: soptrine (Kerensheide) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
sok sok: sok (Kerensheide) sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] III-1-3
sokophouder bindel: binjel (Kerensheide) sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)] III-1-3
speeksel uitspuwen spietsen: spietse (Kerensheide), spritzen (du.): sprietse (Kerensheide) spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)] III-1-1
spier spier: sjpier (Kerensheide) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1
spin spin: sjpén (Kerensheide) spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)] III-4-2
spinnenweb spinnengeweef: sjpénnegewaef (Kerensheide) spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)] III-4-2
spotnaam voor hoge hoed kachelpijp: kachelpiep (Kerensheide) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
sproeten sproetelen: sjproetele (Kerensheide) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1