18592 |
dasspeld |
dasspang:
dasspang (Q015b Kerensheide)
|
dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18266 |
dikke, warme mantel |
mantel:
mantel (Q015b Kerensheide)
|
damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19590 |
doofpot |
snupperpot:
snupperpot (Q015b Kerensheide)
|
pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20397 |
doopjurkje |
doopskleedje:
deupskleidje (Q015b Kerensheide)
|
doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20396 |
doopmutsje |
mutsje:
mutske (Q015b Kerensheide)
|
doopmutsje [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20400 |
doopsprei |
doopsprei:
deupssprei (Q015b Kerensheide)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)]
III-2-2
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
batteren (<fr.):
bettere (Q015b Kerensheide)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18671 |
doordeweekse kleren |
doordeweekse kleren:
doordeweêkse kléjer (Q015b Kerensheide)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33982 |
draagriem |
licht:
lex (Q015b Kerensheide)
|
Riem die op het lagere middengedeelte van het schoftzadel wordt gelegd en die twee lussen bevat die de berries van de kar ophouden. [JG 1b, 1c, 2a, 2b; N 13, 70]
I-10
|
19575 |
drinkbeker |
bak:
aardenwerk
bak (Q015b Kerensheide)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|