id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17895 | duwen | duwen: dòwə (Kerkhoven) | duwen [RND] III-1-2 |
32772 | dwarsbalkjes, egscheien | binnenbalken: benǝbálǝʔǝ (Kerkhoven) | De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2 |
19657 | dweilen | schuren: schooren (Kerkhoven) | Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)] III-2-1 |
20394 | echtgenoot | vent: vent (Kerkhoven) | man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)] III-2-2 |
20391 | echtgenote | die van ons: die van oas (Kerkhoven), wijf: wijf (Kerkhoven) | vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)] III-2-2 |
18101 | eczeem | eczeem: eczeem (Kerkhoven), uitslag: utslag (Kerkhoven) | Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (eczeem, uitslag, (haar)worm). [N 107 (2001)] III-1-2 |
28512 | een baard maken | voorliggen: voorliggen (Kerkhoven) | Het vormen van een tros bijen rond het vlieggat tegen de ingang en soms aan de randen van de vliegplank. Het is een voorteken tot zwermen. Een splitsing van het volk is op komst. Daarom gaan de werksters alvast bij duizenden rond het vlieggat hangen, poot-in-kaak. Ook tal van haalbijen sluiten zich bij de tros of baard aan, wachtend op het moment van uitzwermen. [N 63, 30a] II-6 |
20145 | een blauwtje lopen | het is afgemaakt: het is afgemaakt (Kerkhoven), het is gedaan: het is gedaan (Kerkhoven), het is zwart: ’t is zwart (Kerkhoven) | Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking [N 115 (2003)] III-2-2 |
20941 | een boterham smeren | bereiden: brēͅjə (Kerkhoven), strijken: strikə (Kerkhoven) | smeren [RND] III-2-3 |
34532 | een ei | ei: ai̯ (Kerkhoven), ɛ̄i̯ (Kerkhoven) | [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12 |