28573 |
europees vuilbroed |
vuilbroed:
vø̜jlbrut (K317a Kerkhoven)
|
Zuurbroed. Ziekte veroorzaakt door bacillen. Deze ziekte tast het open broed aan. De meeste larven sterven er aan nog voordat zij het popstadium bereikt hebben. [N 63, 27]
II-6
|
32978 |
evene |
evie:
ēvi (K317a Kerkhoven)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
20172 |
familie |
volk:
volk (K317a Kerkhoven)
|
het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
22432 |
feesten |
vieren:
vieren (K317a Kerkhoven)
|
een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
28452 |
fijn broed |
broedraat:
brutrāt (K317a Kerkhoven),
honingraat:
hōneŋrāt (K317a Kerkhoven)
|
De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b]
II-6
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (K317a Kerkhoven)
|
flauw, smakeloos [RND]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flauw vallen (K317a Kerkhoven),
van zijn stokje vallen:
van zijn stokje vallen (K317a Kerkhoven)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33755 |
fokmerrie |
veulmerrie:
vø̄lmęri (K317a Kerkhoven)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzeug:
kwīǝksø̄x (K317a Kerkhoven)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
24315 |
fret |
fret:
fret (K317a Kerkhoven)
|
fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|