e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkhoven

Overzicht

Gevonden: 1473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoefsmid smid: smęt (Kerkhoven) Smid die hoefijzers smeedt en paarden beslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen het lemma "smid". [N 33, 2; monogr.; JG 1a; JG 1b] II-11
hoefstal, noodstal hoefstal: hufstal (Kerkhoven) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoepel reep: /  reep (Kerkhoven) / [SND (2006)] III-3-2
hoepelen repen: reepe (Kerkhoven) Lievelingsspel 3. [SND (2006)] III-3-2
honing honing: hōneŋ (Kerkhoven) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honing halen uit klaver, linde enz vliegen op: vliegen op (Kerkhoven) Het verzamelen van honing en stuifmeel door de bijen uit klaver, linde enz. [N 63, 51; Ge 37, 81] II-6
honing vloeibaar maken kolven: kolven (Kerkhoven) Gekristalliseerde honing door middel van een verwarmde ericaborstel of een verhit kolbtoestel vloeibaar maken. Dit is van toepassing bij het lossen van heidehoning, die in geleivorm in de raat zit. [N 63, 125c; N 63, 125b; monogr.] II-6
honing zeven ziften: zēftǝn (Kerkhoven) Het zeven van de honing tijdens het slingeren. Door een zeef aan de tapkraan te hangen kan men de druipende honing al reinigen. De in de honing achtergebleven zegels, broed, wasdeeltjes en andere onzuiverheden licht men eruit. Bij voorkeur zeeft men tweemaal tijdens het slingeren. Platte zeven geven vrij veel verlies en raken spoedig verstopt. Men kent ook bolvormige en puntvormige honingzeven. [N 63, 127a; Ge 37, 177; monogr.] II-6
honingbak honingrijper: honingrijper (Kerkhoven) Opvangbak bij het slingeren voor gezeefde honing. Men kan hiervoor ieder willekeurig vat, een emmer (liefst geen zinken, gegalvaniseerde of koperen maar wel een roestvrij stalen), een kuip of pot gebruiken. [N 63, 127c; monogr.] II-6
honingblaas maag: maag (Kerkhoven) Maag waarin de honing bewaard wordt. De honing of nectar wordt in de mondholte gezogen en verdwijnt via de keel in de slokdarm. Deze loopt door in het achterlijf en verwijdt zich daar tot een honingblaas (De Roever, pag. 16). [N 63, 44d; N 63, 44c] II-6