e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkhoven

Overzicht

Gevonden: 1473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langzaam, traag stilletjesaan: det gao stille-es aon (Kerkhoven) Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4
lap lap: lap (Kerkhoven) Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)] III-1-3
larven larven: larven (Kerkhoven) Toestand van larf van het broed vóór de verzegeling. Normaal is dat de eieren, zowel die waaruit werkbijen als die waaruit darren of moeren geboren worden, na drie dagen uitkomen in de vorm van een larf of made. Na vijf dagen heeft de larf door goed voeren een gewicht bereikt dat het 1500-voudige is van haar geboortegewicht. Vijf dagen duurt deze toestand als larf. Vervolgens wordt de cel verzegeld en treedt verpopping op van de larf. Dertien dagen zit ze in de gesloten cel. In totaal duurt het dus 21 dagen, voor dat werkelijke werkbij er is. Bij de dar duurt deze periode 24 dagen en bij de koningin slechts 15 à 16 dagen. [N 63, 21b; Ge 37, 68] II-6
lauw lauw: laaw waoter (Kerkhoven, ... ) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
leefnet leefnet: leafnet (Kerkhoven) het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)] III-3-2
leeftijd, ouderdom ouderdom: aawerdom (Kerkhoven) ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)] III-2-2
leeg, niets bevattend leeg: leeg (Kerkhoven) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leggende werkbij legbij: lɛx˱bi (Kerkhoven) Een werkbij die eieren legt. Bij moerloosheid kunnen ook werkbijen optreden als eierenlegster. Maar zij doen dit leggen niet zo goed als de moer. De eieren zijn echter onbevrucht, omdat de werkbij geen darrenzaad heeft ontvangen. Uit de eieren komen alleen darren. Eieren van leggende werkbijen vindt men altijd aan de rand van een cel. Een koningin legt in het midden van de cel. Zie voor de fonetische documentatie van (werkbij) het lemma Werkbij en van (bij) het lemma Bij. [N 63, 62a] II-6
lei lei: ’n laai (Kerkhoven) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden leiden: lai̯ǝ (Kerkhoven) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11