31586 |
middennaafbanden |
dombanden:
dombánt (K317a Kerkhoven)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
17690 |
middenrif |
middenrif:
midderif (K317a Kerkhoven)
|
Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middenrif, middelrif, middelvlies). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33094 |
mijt afdekken |
dekken:
dękǝ (K317a Kerkhoven)
|
De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
28569 |
mijtziekte |
mijtziekte:
mijtziekte (K317a Kerkhoven)
|
Acariose. Ziekte in de luchtwegen, veroorzaakt door de Acarismijt. Deze mijt dringt de luchtwegen van de bij binnen en voedt zich met lichaamssappen. De afscheidingsprodukten van de mijten vergiftigen langzaam de getroffen bij. Door snelle vermenigvuldiging van de mijten verstoppen de luchtbuizen, zodat de bij sterft. Bij sterke aantasting kunnen gehele kolonies bijen aan deze ziekte ten onder gaan. Chemische medicamenten kunnen ter bestrijding toegediend worden. Tot voor kort werd deze ziekte bestreden door het doden van bijenvolken en vervoersverboden door de overheid. [N 63, 71b; N 63, 71a; monogr.]
II-6
|
21745 |
mikken |
mikken:
miʔə (K317a Kerkhoven)
|
lonken (mikken) [RND]
III-3-2
|
20285 |
min, voedster |
voedster:
voedster (K317a Kerkhoven)
|
voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20460 |
minnaar |
minnaar:
minnaar (K317a Kerkhoven)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20177 |
miskraam |
miskraam:
miskraam (K317a Kerkhoven),
misval:
misval (K317a Kerkhoven)
|
Te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
moek:
mok (K317a Kerkhoven)
|
mist, nevel [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
24929 |
modder, slijk |
modder:
modder (K317a Kerkhoven),
moos:
moos (K317a Kerkhoven),
slijk in een gracht
moos (K317a Kerkhoven),
slijk:
slijk (K317a Kerkhoven)
|
modder, slijk [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|