e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterwand karrenstop: kārǝštop (Kerkrade), stop: štop (Kerkrade) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerk batterij: batterij (Kerkrade), bodem: boam (Kerkrade), hinterste: hingesjte (Kerkrade), kont: konk (Kerkrade), vot: vòd (Kerkrade), zitvlees: zitsvleesj (Kerkrade) [N 10c (1995)]Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] III-1-1
achterwerkers achterwerkers: axtǝrwe ̞rǝkǝrs (Kerkrade), binnenwerkers: be ̞nǝwe ̞rǝkǝrs (Kerkrade) Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.] II-9
acoliet acoliet: akoliet (Kerkrade) Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3
adamsappel appel: appel (Kerkrade), keelkrop: der kōēlkrop (Kerkrade), tap: tsap (Kerkrade) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
ademen ademen: aome (Kerkrade), aomen (Kerkrade), oame (Kerkrade) ademen [N 10a (1961)] III-1-1
ader ader: aor (Kerkrade, ... ), oar (Kerkrade) ader [N 10a (1961)] III-1-1
administratief personeel bureaupieten: byropitǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), heren met de stijve kragen: hēǝrǝ met dǝ štīf krēǝx (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), heren met de witte kragen: hēǝrǝ met dǝ wisǝ krēǝx (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), hoge heren: huǝx hēǝrǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), pennelekkeren: pɛnǝlɛkǝrǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), schrijveren: šrivǝrǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]) De beambten hadden op de mijn vergeleken met de arbeiders op tal van punten een bevoorrechte positie. Zij kregen tijdens ziekte geen controle van de door de kompels gehate ziekencontroleur (Dieteren 1984 pag. 67). Verder waren zij op de mijn "penningvrij", kregen meer en betere deputaatkolen en gratis mijnkleding. Op hun beurt waren de ondergrondse beambten weer bevoorrecht ten opzichte van de bovengrondse beambten. Hun salarissen lagen duidelijk hoger (Dieteren 1984 pag. 67). In het lemma komen algemene benamingen voor maar ook benamingen die meer schertsend of spottend zijn. [N 95, 979] II-5
advent advent (<lat.): advent (Kerkrade) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afbijten afbeizen: āf˱bajtsǝ (Kerkrade) Oude verf met behulp van een afbijtmiddel verwijderen. [N 67, 68a] II-9