34584 |
achterwand |
karrenstop:
kārǝštop (Q121p Kerkrade),
stop:
štop (Q121p Kerkrade)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
batterij:
batterij (Q121p Kerkrade),
bodem:
boam (Q121p Kerkrade),
hinterste:
hingesjte (Q121p Kerkrade),
kont:
konk (Q121p Kerkrade),
vot:
vòd (Q121p Kerkrade),
zitvlees:
zitsvleesj (Q121p Kerkrade)
|
[N 10c (1995)]Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
30101 |
achterwerkers |
achterwerkers:
axtǝrwe ̞rǝkǝrs (Q121p Kerkrade),
binnenwerkers:
be ̞nǝwe ̞rǝkǝrs (Q121p Kerkrade)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
23549 |
acoliet |
acoliet:
akoliet (Q121p Kerkrade)
|
Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17630 |
adamsappel |
appel:
appel (Q121p Kerkrade),
keelkrop:
der kōēlkrop (Q121p Kerkrade),
tap:
tsap (Q121p Kerkrade)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
aome (Q121p Kerkrade),
aomen (Q121p Kerkrade),
oame (Q121p Kerkrade)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
oar (Q121p Kerkrade)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
27573 |
administratief personeel |
bureaupieten:
byropitǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
heren met de stijve kragen:
hēǝrǝ met dǝ štīf krēǝx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei]),
heren met de witte kragen:
hēǝrǝ met dǝ wisǝ krēǝx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
hoge heren:
huǝx hēǝrǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
pennelekkeren:
pɛnǝlɛkǝrǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
schrijveren:
šrivǝrǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
De beambten hadden op de mijn vergeleken met de arbeiders op tal van punten een bevoorrechte positie. Zij kregen tijdens ziekte geen controle van de door de kompels gehate ziekencontroleur (Dieteren 1984 pag. 67). Verder waren zij op de mijn "penningvrij", kregen meer en betere deputaatkolen en gratis mijnkleding. Op hun beurt waren de ondergrondse beambten weer bevoorrecht ten opzichte van de bovengrondse beambten. Hun salarissen lagen duidelijk hoger (Dieteren 1984 pag. 67). In het lemma komen algemene benamingen voor maar ook benamingen die meer schertsend of spottend zijn. [N 95, 979]
II-5
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (Q121p Kerkrade)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
30714 |
afbijten |
afbeizen:
āf˱bajtsǝ (Q121p Kerkrade)
|
Oude verf met behulp van een afbijtmiddel verwijderen. [N 67, 68a]
II-9
|