e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doordeweekse schort blauwe schortsel: blauwe sjotsel (Kerkrade) voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
doorgroeide, aangebrande kool aangebakken kool: ājǝbakǝ koǝl (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Winterslag, Waterschei]), aangebrande kool: ājǝbraŋdǝ koǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), aangebrande kool in de berg: ājǝbra.ŋdǝ koǝl en dǝr bɛrx (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), vergroeide kool: vǝrjrø̜jdǝ koǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Kool die slecht loslaat van dak of vloer. "Op de overgang van de koollaag en het gesteente in het dak en op de vloer zijn meestal spiegelgladde vlakken aanwezig. Door deze glijvlakken wordt het loslaten van de kool van dak en vloer vergemakkelijkt. Indien de glijvlakken ontbreken spreken we van "aangebrande kool" (MBK III pag. 23). [N 95, 528; monogr.] II-5
doorharden hel: hɛ.l (Kerkrade) Gezegd van een verflaag die het drogingsproces van vloeibaar naar vast ondergaat. [N 67, 74d] II-9
doorhouw afhouw: āfhǫw (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Eisden]), doorslag: dørxšlāx (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]), doortocht: doortocht (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Julia]), ophouw: ophǫ.w (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Willem-Sophia]), ophǫw (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5
doormidden snijden van beschuitbollen doorsnijden: dørx šniǝ (Kerkrade) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorn, stekel doorn: doar (Kerkrade), doorn (mv.): dör (Kerkrade), døər (Kerkrade), stachel (du.): sjtachel (Kerkrade) doorn || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || stekel, doorn III-4-3
doornenkroon kroon van doornen: kroeën va döar (Kerkrade) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doornhaag doornenheg: döa’rehek (Kerkrade) doornhaag III-2-1
doornstruik doornenstruik: döa’resjtroech (Kerkrade) doornstruik III-4-3
doorregen doorregen: durchreë¯je sjpek  durchreë’je (Kerkrade), doorwassen: E sjun sjtuk durchwa¯se sjpek  durchwa’se (Kerkrade) doorregen III-2-3