e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droesem satz (du.): sats (Kerkrade) droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge tepel dopspeen: dopšpiǝn (Kerkrade), ontsteking in de udder: ontštēkeŋ en dǝ ødǝr (Kerkrade) Tepel waaruit geen melk komt. Deze veroorzaakt een storing in de melkafscheiding na het werpen, waarbij een of meer uiersegmenten hard kunnen worden (WBD I.6, blz. 856). [N 76, 56a; N 76, 56b] I-12
droge verfstoffen berlijner blauw: bǝrlīnǝr blǫa (Kerkrade), bremer blauw: brēmǝr blǫw (Kerkrade), bruine amber: bruŋǝ ǫmbǝr (Kerkrade), chromaatblauw: kromātblǫa (Kerkrade), chromaatgeel: kromātjęǝl (Kerkrade), chromaatgroen: kromātjrø̄n (Kerkrade), chromaatrood: krǫmātruǝt (Kerkrade), dodekop: dūǝdǝkǫp (Kerkrade), droge verf: dryǝx ˲vɛrǝf (Kerkrade), engels rood: ɛŋǝlš ruǝt (Kerkrade), gebrande amber: jǝbrandǝ ǫmbǝr (Kerkrade), gebrande terra: jǝbrandǝ tɛra (Kerkrade), goudglitter: jōtjlitǝr (Kerkrade), groenspaan: jrø̄nšpān (Kerkrade), ijzermenie: īzǝrmɛnix (Kerkrade), indisch rood: indiš ruǝt (Kerkrade), kalkgeel: kalǝkjęǝl (Kerkrade), kassels bruin: kasǝls˱ brūn (Kerkrade), kobaltblauw: kobalt˱blǫa (Kerkrade), kraplak: kraplak (Kerkrade), litofoon: litofōn (Kerkrade), loodwit: luǝtwīs (Kerkrade), maserbruin: māzǝrbrūn (Kerkrade  [(gebrande amber: gebruikt bij het imiteren van eikehout)]  ), oker: ōkǝr (Kerkrade), ongebrande amber: onjǝbrandǝ ǫmbǝr (Kerkrade), ongebrande terra: onjǝbrandǝ tɛra (Kerkrade), rode menie: ruǝ mɛnix (Kerkrade), signaalrood: z ̇inālruǝt (Kerkrade), strontsgeel: štroŋsjęǝl (Kerkrade), titaanwit: titānwīs (Kerkrade), ultramarijnblauw: øltramarīnblǫa (Kerkrade), zilverglitter: zelvǝrjlitǝr (Kerkrade), zinkgeel: zeŋkjęǝl (Kerkrade), zinkgroen: zeŋkjrø̄n (Kerkrade), zinkwit: zeŋkwīs (Kerkrade), zinnober: tsinōbǝr (Kerkrade), zwart: šwɛts (Kerkrade) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
dronkaard alkoholiker (du.): alkuholiker (Kerkrade), zuipbroer: zoef’broor (Kerkrade), zuiper: züffer (Kerkrade, ... ) drinkebroer || dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
dronken bezopen: bezoape (Kerkrade), blauw: Heë woar zoeë blauw, dat heë nit mieë óp de bee koeët sjtoa  blauw (Kerkrade), vol: vól (Kerkrade) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
dronken zijn een stuk in de hakken haan: e hat e sjtuk in de hakke (Kerkrade), een stuk in de jazzband haan: e hat e sjtuk in der jatsbant (Kerkrade), een stuk in de kloten haan: e hat e sjtuk in de klôête (Kerkrade), een stuk in de kraag haan: e hat e sjtuk in der kraach (Kerkrade), een stuk in de peer haan: e hat e sjtuk in de bīēr (Kerkrade), een stuk in de vot haan: a stuk in de vōt han (Kerkrade), e hat e sjtuk in de vót (Kerkrade), vol zijn: vol zië (Kerkrade) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven stabiel weer: sjtabiel weer (Kerkrade), t blijft over]: ⁄t hêll euver (Kerkrade), ⁄t hêll over (Kerkrade), ⁄t hêll uvver (Kerkrade), ⁄t trükt ûver (Kerkrade) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: drôêch (Kerkrade) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek afdroogdoek: aafdrüegdóch (Kerkrade), droogdoek: drüeg dóch (Kerkrade), potdoek: potdóch (Kerkrade), spoeldoek: sjpeuldóch (Kerkrade), tassendoek: tassedóch (Kerkrade) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
droogplaats baan: bān (Kerkrade) Het gedeelte van de steenbakkerij waar de vormelingen werden omgeslagen om te drogen tot ze hanteerbaar waren. De droogplaats werd voor de campagne gëgd, zonodig met zand opgevuld en met een verzwaard raamwerk gesleept, zodanig dat het oppervlak naar de kanten licht afhelde. Vervolgens werd het geheel gewalst - Geuskens, pag. 97. Drie meter breedte van de baan werd in Q 17 een zats (zats) genoemd. Was zoɛn stuk volgelegd, dan werd de vormtafel verplaatst. Zie ook het lemma ɛomzettenɛ.' [N 98, 95; monogr.] II-8