17896 |
drukken |
duwen:
duie (Q121p Kerkrade)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18509 |
drukknoop |
drukker:
drükker (Q121p Kerkrade)
|
drukknoop
III-1-3
|
27958 |
drukkooitje |
drokkastje:
drukkɛsjǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
drokkooitje:
drukkōjtjǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
drukkast:
drøkkas (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Domaniale]),
kastje:
kɛsjǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
kooitje:
kooitje (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
kōjtjǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Emma])
|
Een uit kruiselings op elkaar bevestigde halfhouten of dunne rondhouten vervaardigd kooitje. Drukkooitjes worden op de kappen van starre ondersteuningen geplaatst om de eerste druk van het dakgesteente op te vangen. Op de Domaniale mijn had een drukkooitje volgens een invuller uit Q 121 een afmeting van 40 bij 40 centimeter. Het was samengesteld uit houten paaltjes van ongeveer 5 centimeter doorsnede. [N 95, 324; monogr.]
II-5
|
19230 |
drukte maken |
boheien (rh.):
behai’e (Q121p Kerkrade),
schandaal maken:
sjendaal maache (Q121p Kerkrade)
|
drukte maken || drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19274 |
drukte, gedoe |
bohei:
behai (Q121p Kerkrade)
|
gedoe, lawaai....
III-1-4
|
19275 |
druktemaker |
boheits-kop:
behaits’kop (Q121p Kerkrade),
boheits-kramer:
behaits’krieëmer (Q121p Kerkrade),
boheits-macher:
behaits’mecher (Q121p Kerkrade)
|
opschepper, praatjesmaker
III-1-4
|
25133 |
druppel |
drup:
a drup wasser (Q121p Kerkrade),
druup (Q121p Kerkrade),
drüp (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
ing druup wasser (Q121p Kerkrade),
druppel:
druupel (Q121p Kerkrade),
drøpəl (Q121p Kerkrade),
drüp⁄pel (Q121p Kerkrade)
|
druppel (drop) [ZND A1 (1940sq)] || druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || druppel, druppeltje || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
ziekeren:
ziek⁄kere (Q121p Kerkrade)
|
sijpelen
III-4-4
|
33731 |
dubbel sierhek |
poort:
poǝts (Q121p Kerkrade)
|
Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6]
I-8
|
31350 |
dubbele en gecombineerde krompasser |
de acht:
dǝ ax (Q121p Kerkrade),
dobbele krompasser:
dubǝlǝ krompasǝr (Q121p Kerkrade)
|
Dubbele krompasser met S-vormige benen. Wanneer het scharnier in het midden van de S-vormige benen is geplaatst, wordt deze passer vooral gebruikt voor het opmeten van uitwendige maten. Er bestaan ook uitvoeringen van de passer waarbij het scharnier aan het uiteinde van de S is aangebracht. Met dit type worden inwendige maten opgemeten. De gecombineerde krompasser bestaat uit een combinatie van de krompasser en de voetjespasser. Zie ook het lemma "voetjespasser" en afb. 83. [N 33, 252d; N 33, 252f; N 64, 80b]
II-11
|