30715 |
afkrabben |
afkratsen:
āfkratsǝ (Q121p Kerkrade)
|
Oude verf met behulp van een krabber verwijderen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Verfkrabber'. [N 67, 68c; monogr.]
II-9
|
23691 |
aflaat |
aflaat:
ablas (Q121p Kerkrade)
|
Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30725 |
aflakken |
aflakken:
āflakǝ (Q121p Kerkrade)
|
De laatste laklaag aanbrengen. [N 67, 73]
II-9
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
aaflegke (Q121p Kerkrade)
|
een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28197 |
aflichten |
afluchten:
āflyǝtǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
āflȳǝtǝ (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia])
|
Met behulp van een veiligheidslamp mogelijk aanwezig mijngas opsporen. Bij een aanwezigheid van mijngas zal zich rond het klein gedraaide vlammetje van de lamp een lichtblauwe doorzichtige lichtkegel vormen. De lengte van de lichtkegel, dus eigenlijk de lengte van de gasvlam, geeft het gehalte mijngas aan. [N 95, 236; monogr.; N 95, 413; Vwo 47; Vwo 337; Vwo 338; Vwo 872]
II-5
|
17722 |
afloeren, bespieden |
afkijken:
aafkieke (Q121p Kerkrade),
afloeren:
aaflōēre (Q121p Kerkrade),
spinzen:
spienze (Q121p Kerkrade),
uitloeren:
oesloere (Q121p Kerkrade),
ōēslōēre (Q121p Kerkrade)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
aftreden:
aaftreëne (Q121p Kerkrade)
|
de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30720 |
afpuimen |
afslijpen:
āfšlīfǝ (Q121p Kerkrade)
|
Een verflaag afschuren met behulp van een stuk puimsteen. Afpuimen vindt bijna uitsluitend toepassing bij een verflaag op nieuw hout en op een eerste menie-verflaag. Het dient om onzuiverheden in de verflaag, houtvezels etc. te verwijderen. Zie ook het lemma 'Puimsteen'. [N 67, 70c]
II-9
|
23734 |
afraffelen |
afraffelen:
aafrafele (Q121p Kerkrade)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25363 |
afschampen |
ketsen:
(de kogel is) gǝkɛtst (Q121p Kerkrade)
|
Door afketsen van de kogel of door verkeerd schieten van de slachter kan het gebeuren dat de kogel niet helemaal in de kop doordringt. Zo kan de kogel terugketsen als het varken te dik is. En als de patroonhuls, de kardoes, te nat is of de patroon te slap, kan het schot ook mislukken. [N 28, 8; monogr.]
II-1
|