e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gelijken (op) lijken: lieche (Kerkrade), zich gelijken: jelie⁄che (ziech) (Kerkrade) in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] || lijken op III-4-4
gelijkspelen gelijk: jeliech (Kerkrade) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
geloof geloof: jeloof (Kerkrade) Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloven geloven: jeleuve (Kerkrade) Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] III-3-3
geluid maken knappen: knappen (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), malen: (de berg) mālt (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Maurits]), mālǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Gezegd van schuivend dakgesteente. [N 95, 889] II-5
geluid van naderend onweer rommelen: rommele (Kerkrade), ⁄t rammelt al jet (Kerkrade) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4
geluidloos een wind laten ene laten gaan: losse joa (Kerkrade) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] III-1-1
geluk geluk: gəløk (Kerkrade), jeluk’ (Kerkrade) een geluk [ZND A1 (1940sq)] || geluk III-1-4
gelukken boteren: jot jebotterd (Kerkrade), gelukken: jeluk’ke (Kerkrade) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] || gelukken III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben geluksbroer: jeluks’broor (Kerkrade), gelukspiezel: jelukspiezzel (Kerkrade, ... ) bofkont || iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4