28148 |
gereedschapswerkplaats |
gereedschapwerkplaats:
gereedschapwerkplaats (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
reparaturwerkplaats:
ręparatūrwɛrkplātš (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
rępǝratuǝrwɛrkplāts (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Bovengrondse werkplaats waar gereedschap wordt hersteld. [N 95, 728]
II-5
|
25066 |
gering aantal, een paar |
koppel:
kóp⁄pel (Q121p Kerkrade),
paar:
paar (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
satz (du.):
zats (Q121p Kerkrade)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] || paar, stel van twee
III-4-4
|
34240 |
geronnen melk |
omgegangen melk:
ømgǝgāŋǝ melk (Q121p Kerkrade),
zure melk:
zūrǝ melk (Q121p Kerkrade)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gērst (Q121p Kerkrade),
jē̜ǝ.š (Q121p Kerkrade)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
karreerd kleed:
Sub karreerd.
e karreerd kleed (Q121p Kerkrade),
karreerde rok (~du.):
kareerde rok (Q121p Kerkrade),
ruitenkleed:
rúútekleed (Q121p Kerkrade)
|
geruit kleed || jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21893 |
geschenk |
cadeau (fr.):
kado (Q121p Kerkrade),
geschenk:
jesjenk (Q121p Kerkrade)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29829 |
geschifte steen |
gespleten steen:
jǝšplē̜sǝ štē (Q121p Kerkrade),
schaal:
šāl (Q121p Kerkrade)
|
Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.]
II-8
|
24154 |
geschreeuw van leeuweriken |
tswietteren:
tswiettere (Q121p Kerkrade)
|
het geschreeuw van leeuweriken (kreeuwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20475 |
geslacht |
familie:
famielje (Q121p Kerkrade)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
geschier (<du.):
jesjier (Q121p Kerkrade),
onderlijf:
óngerlief (Q121p Kerkrade)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)]
III-1-1
|