e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gereedschapswerkplaats gereedschapwerkplaats: gereedschapwerkplaats (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), reparaturwerkplaats: ręparatūrwɛrkplātš (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), rępǝratuǝrwɛrkplāts (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Bovengrondse werkplaats waar gereedschap wordt hersteld. [N 95, 728] II-5
gering aantal, een paar koppel: kóp⁄pel (Kerkrade), paar: paar (Kerkrade, ... ), satz (du.): zats (Kerkrade) een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] || paar, stel van twee III-4-4
geronnen melk omgegangen melk: ømgǝgāŋǝ melk (Kerkrade), zure melk: zūrǝ melk (Kerkrade) Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.] I-11
gerst gerst: gērst (Kerkrade), jē̜ǝ.š (Kerkrade) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geruite jurk karreerd kleed: Sub karreerd.  e karreerd kleed (Kerkrade), karreerde rok (~du.): kareerde rok (Kerkrade), ruitenkleed: rúútekleed (Kerkrade) geruit kleed || jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] III-1-3
geschenk cadeau (fr.): kado (Kerkrade), geschenk: jesjenk (Kerkrade) dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)] III-3-1
geschifte steen gespleten steen: jǝšplē̜sǝ štē (Kerkrade), schaal: šāl (Kerkrade) Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.] II-8
geschreeuw van leeuweriken tswietteren: tswiettere (Kerkrade) het geschreeuw van leeuweriken (kreeuwen) [N 83 (1981)] III-4-1
geslacht familie: famielje (Kerkrade) de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
geslachtsdelen (alg.) geschier (<du.): jesjier (Kerkrade), onderlijf: óngerlief (Kerkrade) geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)] III-1-1