19743 |
gevel |
faèade:
fasāt (Q121p Kerkrade)
|
façade, voorgevel
III-2-1
|
17808 |
geven |
geven:
gaevən (Q121p Kerkrade)
|
geven [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
34303 |
gevlekt varken |
piétrains varken:
piǝtroš vɛrkǝ (Q121p Kerkrade)
|
Varken van het ras dat een gevlekte huid heeft. [N 76, 1d]
I-12
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
jeveulieg (Q121p Kerkrade)
|
Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
doof:
doof (Q121p Kerkrade),
geen gevoel:
jee jeveul (Q121p Kerkrade)
|
gevoelloos || Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
32966 |
gewas |
was:
wēs (Q121p Kerkrade)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
21439 |
geweer |
geweer:
jeweer (Q121p Kerkrade)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
jewölb (Q121p Kerkrade),
jǝwø̜lǝf (Q121p Kerkrade),
gewölbe:
jǝwø̜lǝp (Q121p Kerkrade)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
muurgemlde (<du.):
moerjemèlde (Q121p Kerkrade)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25610 |
gewicht verliezen |
inbakken:
ebakǝ (Q121p Kerkrade),
lichter worden:
liǝtǝr węǝdǝ (Q121p Kerkrade),
uitbakken:
ūsbakǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het verliezen van gewicht bij het bakken van het brood. Volgens de informant van L 270 houdt dit verlies aan gewicht ± 10% in. [N 29, 48]
II-1
|