31377 |
grove vijl |
grofvijl:
jrǭf˲vil (Q121p Kerkrade
[(voor grof werk)]
)
|
Vijl met een grof bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een deze vijl minder dan 26 tanden per inch (vgl. Handboek Gereedschap, pag. 238). De grove vijl wordt gebruikt bij het bewerken van zachte metalen waarvan men in korte tijd een grote hoeveelheid materiaal wil verwijderen (V.d. Kloes en Risch, pag. 251). Verschillende informanten gaven als antwoord op de vraag naar de ...grove vijl" een variant van het woordtype bastaardvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "bastaardvijl". Volgens de invuller uit K 353 werd de grove vijl voor bruut werk (brøt wɛrǝk) gebruikt.' [N 33, 86; N 64, 53d]
II-11
|
27710 |
gruiskoolkuil |
grieskuil:
jreskul (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Opslagplaats voor fijnkool. [N 95, 105]
II-5
|
18872 |
gruwelijk |
abscheulich (du.):
absjäulieg (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] || vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19082 |
guit |
snaak:
sjnaak (Q121p Kerkrade)
|
guit [DC 11]
III-1-4
|
18834 |
guitig |
aan de bodem gaan:
an der boam joa (Q121p Kerkrade)
|
vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
juule (Q121p Kerkrade),
ənən jøldən (Q121p Kerkrade)
|
een gulden [ZND A1 (1940sq)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23267 |
gulden mis |
gulden mis:
juldemès (Q121p Kerkrade)
|
De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18541 |
gulp van een broek |
gulp:
julp (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
gulp || gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
jun’ne (Q121p Kerkrade)
|
gunnen
III-1-4
|
18856 |
gunst |
gunst:
jóns (Q121p Kerkrade),
gutgelaunt (du.):
jotjelaund (Q121p Kerkrade)
|
de welwillende, gunstige gezindheid van de ene persoon tegenover de andere [gunst, jonst] [N 85 (1981)] || gunst
III-1-4
|