e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het deeg op de werkbank verdelen afsteken: āfštęjxǝn (Kerkrade), āfštęǝxǝ (Kerkrade) Het verdelen van het deeg in stukken die, eenmaal gevormd en gebakken, de bepaalde broodvorm met het bepaalde gewicht zullen geven. De bij deze vraag opgegeven woordtypen "afwagen", "wagen", "afwegen", zijn overgebracht naar het lemma ''deeg afwegen''. [N 29, 32a; N 29, 30b; monogr.] II-1
het gras maaien afdoen: aafdoeë (Kerkrade), maaien: mieëne (Kerkrade, ... ) Wat is bij u de uitdrukking voor \'het gras afmaaien\'? (afdoen, afsnijden) [N 104 (2000)] III-2-1
het licht aandoen aandraaien: aa-drieëne (Kerkrade), aanmaken: aamaache (Kerkrade), de knop omdraaien: d⁄r knop um drieëne (Kerkrade), de lamp aanmaken: de lamp aamaache (Kerkrade), licht aandoen: lit aadoeë (Kerkrade) Wat zegt u tegen \'het licht aansteken\'? (aandoen, aanmaken, aandraaien) [N 104 (2000)] III-2-1
het misboek omdragen het boek omdragen: het bóch weëd um jedrage (Kerkrade) Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)] III-3-3
het orgel trappen treden: treëne (Kerkrade) Het orgel treden of trappen, de blaasbalg tredend met lucht vullen en gevuld houden. [N 96B (1989)] III-3-3
het paard leiden leiden: lęi̯ǝ (Kerkrade) Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.] I-10
het paard met een dubbele lijn leiden lijn: (mv)  liŋǝ (Kerkrade) Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35] I-10
het paard met een enkele lijn leiden op de stuiklijn (stoklijn ?) varen: op ˲dǝ štukliŋ vārǝ (Kerkrade) Het paard mennen met een lijn die uit twee delen bestaat, één dat via de rug van het paard de twee uiteinden van het gebit verbindt (cf. lemma Loenje), en een enkele lijn die aan het achterste einde van de eerste bevestigd is (cf. lemma Kordeel, Hotlijn). Die enkele lijn, het kordeel, houdt de voerman in de hand. Om het paard links te doen afslaan, houdt hij die strak gespannen; om het rechts te doen afzwenken, trekt hij met kleine schokjes (stuiklijn). Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [JG 1b; N 8, 101a; N 13, 29; monogr.] I-10
het paard wennen aan tuig en arbeid aanspannen: āšpanǝ (Kerkrade) [N 8, 99] I-9
het rondtrekken van clowns op carnavalsdinsdag clownentrekken: klonetrekke (Kerkrade) Het rondtrekken van de clowns op carnavalsdinsdag. III-3-2